Artikelen

Het einde van de democratie?

Deze maand vieren we het feest van de democratie: de verkiezingen. Maar wat valt er te vieren? Democratische vrijheden bezwijken onder het gewicht van een pandemie, in de VS werd het huis van de democratie bestormd en binnen onze eigen Europese Unie hebben autoritaire alfamannetjes als Orbán en Duda de macht gegrepen. Dreigt er een wereldwijde democalyps? ‘Onze hersenen blijken fataal voor de moderne democratie.’

Misschien moeten we de vraag anders stellen: willen we eigenlijk nog democratie? Sinds ex-gemeenteraadslid Dasja Abresch in een zaaltje te Steenbergen door tegenstanders van een toekomstig azc werd uitgejouwd met de lokale hymne ‘daar moet een piemel in’, heb ik zo mijn twijfels. Even uitzoomen. Van Steenbergen naar wereldschaal. Terugblikkend in de geschiedenis moet je constateren dat de gouden jaren van de democratie achter ons liggen: ze zijn gelegen in de laatste helft van de 20ste eeuw. In 1945 waren er slechts twaalf democratieën in de hele wereld. Tegen het einde van de eeuw waren het er maar liefst 87. Toen kwam de grote ommekeer. In het tweede decennium van de 21e eeuw kwam de opmars van democratieën abrupt tot stilstand. In Polen, Hongarije, Oostenrijk, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Brazilië en de Verenigde Staten namen rechts-populisten de macht over of dreigden dat op zijn minst te doen.

Recent deed Politico Magazine verslag van een bijeenkomst van The International Society of Political Psychology in Lissabon. Daar stelde politicoloog Shawn Rosenberg dat “het rechts-populistische aandeel van de bevolking in Europa meer dan verdrievoudigd is: van 4% in 1998 tot ongeveer 13% in 2018. In Duitsland groeit het rechts-populistische blok, dankzij de recessie en de instroom van immigranten, onverminderd door.”

Rosenberg is de professor die in de jaren tachtig commotie veroorzaakte met zijn onderzoek naar kiezersgedrag. Hij toonde met wetenschappelijk onderzoek aan dat veel kiezers op basis van uiterlijke kenmerken iemand hun stem geven. Rosenberg behoort niet tot de populisten onder zijn vakbroeders. Desondanks voorspelt hij het einde van de democratie. Zijn theorie is dat in de komende decennia het aantal grote democratieën naar westers voorbeeld over de hele wereld zal blijven krimpen, en dat de democratieën die overblijven slechts een schim zullen zijn van wat ze ooit waren. Rechts-populistische regeringen, die de kiezers eenvoudige antwoorden geven op ingewikkelde vraagstukken, zullen de plaats van de democratie innemen.

De kern van zijn betoog: democratie is hard werken en vereist veel van degenen die eraan deelnemen. Een democratisch systeem vereist dat mensen respect hebben voor mensen met andere opvattingen dan die van henzelf en voor mensen die niet op hen lijken. Het vraagt burgers om grote hoeveelheden informatie te kunnen doorzoeken en om goed en slecht te kunnen onderscheiden, en dat is verdraaid lastig in deze tijden van sociale media en nepnieuws. Het vereist bedachtzaamheid, discipline en logica.

Helaas heeft de menselijke evolutie volgens Rosenberg echter nooit veel aandacht gehad voor de ontwikkeling van dit soort kwaliteiten in de context van een moderne massademocratie. Ons primatenbrein wordt namelijk meteen getriggerd bij het zien van een foto van een zwarte man met een capuchon. Vooroordelen brengen onze hersenen in verwarring op het meest fundamentele niveau. We omarmen informatie die onze vooroordelen bevestigt en we zien toch vooral wat we willen zien. Als de realiteit vervolgens anders is, maakt dat ons dubbel zo bang en dan lonkt de verleiding van het populisme. “Onze hersenen,” zegt Rosenberg, “blijken fataal te zijn voor de moderne democratie. Mensen zijn er gewoon niet voor gebouwd.”

De ironie is dat er dankzij sociale media en internet juist meer democratie is gekomen. De informatie stroomt immers vrijer dan ooit. Maar tegelijkertijd vormen sociale media de grootste bedreiging. Daarvan is de bestorming van het Capitool en wat eraan voorafging wel het meest sprekende voorbeeld. De elite, zo betoogt Rosenberg, die van oudsher de democratie beschermde (media, wetenschappers, rechters, et cetera) en nog enige democratische controle uitoefende, is buitenspel gezet – onder meer door de sociale media. Er zijn steeds minder tegenkrachten om de primaire impulsen van de bevolking in toom te houden.

Terugblikkend in de geschiedenis moet je constateren dat de gouden jaren van de democratie achter ons liggen: ze zijn gelegen in de laatste helft van de 20ste eeuw

Rosenberg heeft vooral de Amerikaanse samenleving in het vizier, die nog oneindig veel gepolariseerder is dan ons land. Toch zou zijn stelling dat ‘de meerderheid van de Amerikanen over het algemeen niet in staat is om de democratische cultuur, instellingen, praktijken of burgerschap te begrijpen of te waarderen op de manier die van hen wordt verlangd’ ook weleens voor ons land kunnen opgaan. Die mening wordt in elk geval gedeeld door historicus Maarten van Rossem. “Zonder enige twijfel is een deel van de kiezers niet snugger genoeg om zich voldoende te kunnen informeren om een werkelijk verstandige politieke keuze te maken,” schrijft hij op zijn site. “Maar veel kiezers zijn helemaal niet dom – wel lui en irrationeel, waardoor ze niet beschikken over voldoende gestructureerde kennis om te voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Alle onderzoeken naar de kennis van kiezers tonen aan dat kiezers totaal onkundig zijn over zelfs de meest elementaire zaken. Of het onderzoek nu in de VS plaatsvindt, in Nederland of in een ander West-Europees land, het is altijd hetzelfde liedje. De meeste kiezers hebben, om te beginnen, al geen flauw benul van de spelregels en de institutionele structuur van het politieke systeem waarvan zij deel zijn.”

Kiezers zijn niet alleen onkundig. Ze zijn ook ontevreden. Dat blijkt wel uit het nieuwe rapport van het Centre for the Future of Democracy van de Universiteit van Cambridge. Gegevens uit 154 landen werden geanalyseerd, waaronder 3500 enquêtes onder meer dan vier miljoen respondenten en een halve eeuw sociaalwetenschappelijk onderzoek. Volgens het rapport is de tevredenheid met de democratie in grote delen van de wereld afgenomen, met een bijzonder opvallende daling in de afgelopen tien jaar. Het vertrouwen van het publiek in de democratie heeft in de Verenigde Staten het laagste punt ooit bereikt. Daar is zelfs sprake van een nieuw record: het aantal mensen dat ontevreden is over de democratie, is groter dan het aantal mensen dat er wel tevreden over is. Opmerkelijk is dat de ontevredenen vooral in stabiele landen met ontwikkelde democratieën en hoge inkomens wonen. Voor Europa ligt het beeld overigens iets genuanceerder. Landen als Nederland, Denemarken en Noorwegen zijn over het algemeen redelijk content met het politieke systeem. In Engeland, Frankrijk en grote delen van Zuid-Europa is daarentegen sprake van een daling van vertrouwen.

“Dat zegt wel iets over de huidige democratische crisis,” zegt Gijs van Oenen, universitair hoofddocent sociale, politieke en rechtsfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. “De democratie lijdt aan metaalmoeheid. Kijk naar de recente coronarellen in Eindhoven en andere steden. Dat noem ik burgerlijke gehoorzaamheid 3.0. In de klassieke opvatting van burgerlijke ongehoorzaamheid ageerden burgers nog tegen een overheid waarvan het gezag werd erkend. Dat deden ze vanuit een bepaald ideaal of omdat er sprake was van een specifiek onrecht. Ergens in de jaren tachtig en negentig heeft een andere vorm van ongehoorzaamheid de overhand gekregen. Dan gaan burgers niet meer zozeer het conflict aan met de overheid om deze uiteindelijk sterker of effectiever te maken, maar juist om deze in de weg te zitten. Democratie wordt zo steeds meer een kwestie van obstructie. De Urgenda-zaak (waarin de rechter bepaalde dat de overheid in gebreke blijft met het verminderen van stikstofreductie) is daarvan een prachtig voorbeeld. Daar werd de overheid zelfs in de beklaagdenbank gezet.

“De eindeloze discussie die wordt gevoerd over bijvoorbeeld mondkapjes of de effecten van de lockdown maakt duidelijk dat we het gezag van de overheid niet meer serieus nemen. De overheid is een soort influencer geworden. Iemand met een van de vele meningen die je ook gewoon kunt negeren. Dus als ik zin heb om mij niet aan de avondklok te houden en de boel uit protest, verveling of wat dan ook kort en klein te slaan, dan doe ik dat. Voor de assertieve burger in een neo-liberale cultuur van tegendemocratie vormt juist het moeizame opereren van de overheid in deze coronacrisis de ultieme bevestiging dat aan deze overheid geen greintje meer gezag moet worden toegekend dan strikt onvermijdelijk.

“Daarom vind ik de reacties van sommige bestuurders op de rellen behoorlijk kortzichtig. De relschoppers worden afgedaan als anarchisten of onmensen. Dan ga je voorbij aan het feit dat de jarenlange politiek van neoliberalisme dit gedrag uiteindelijk zelf heeft doen ontstaan. De overheid heeft zich zo ver teruggetrokken dat ze uiteindelijk geen gezag meer heeft. Het solidariteitsbeginsel, dat ooit een belangrijk fundament van onze samenleving vormde, is weg.

“Dat heeft veel te maken met de doorgeschoten identiteitspolitiek, waarin groepen nog wel opkomen voor hun eigen belangen, maar niet meer voor een gemeenschappelijk belang. Men voelt zich geen onderdeel meer van het geheel, maar van een groep, of het nu gaat om Black Lives Matter of #MeToo. We willen erkenning voor onze uniciteit en we identificeren ons met de groep waar we bij horen. Dat heeft de samenleving oneindig veel gedifferentieerder gemaakt, en net als in de VS zie ik de onverzoenlijkheid tussen de groepen steeds verder toenemen. De ouderwetse politiek kan die verschillen niet overbruggen en dus ontstaat er een onderlinge cultuurstrijd en wordt het steeds moeilijker om nog een dialoog te voeren. De oude zuilen, waar we ons vroeger nog mee konden identificeren, zijn weggevallen.

“Dat zie je in alles terug. Ook in ons stemgedrag. Vroeger stemde je op de partij waar je ouders op stemden. Nu zoeken we ons suf op de StemWijzer naar iets wat een beetje bij ons past. Dat je überhaupt gaat stemmen was vroeger een vanzelfsprekendheid. Dat kreeg je van huis uit mee. Niet stemmen, dat deed je niet. Dat was je burgerplicht. Die vanzelfsprekendheid bestaat bij grote groepen in de samenleving niet meer en dat alles maakt de komende verkiezingen behoorlijk onvoorspelbaar.”

“Dat is waar, maar dat heeft vooral te maken met de fragmentatie van ons partijstelsel,” zegt Carolien van Ham, hoogleraar empirische politicologie aan de Radboud Universiteit. Van Ham: “Als je naar de opiniewijzer kijkt, zie je dat de steun aan politieke partijen de laatste jaren eigenlijk juist redelijk voorspelbaar is. De VVD staat al jaren aan kop en bij de landelijke verkiezingen is er een redelijk stabiel en hoog opkomstpercentage van tachtig procent. Ik denk wel dat de VVD door alle coronamaatregelen wat minder populair aan het worden is, maar dat kan ook bijna niet anders. Het gestuntel met het AstraZeneca-vaccin en de toeslagenaffaire zullen zeker een effect gaan hebben, maar wat voor effect is nog onduidelijk. Net zoals onduidelijk is wat Viruswaarheid en VSN (Vrij en Sociaal Nederland – red.) in de komende verkiezingen gaat doen. Ik ben heel benieuwd of die partij veel stemmen gaat krijgen of dat die stemmen naar PVV en Forum gaan.”

Van Ham gelooft niet zozeer in de ‘democalyps’. Ze zegt: “Als je naar andere internationale surveys kijkt, zie je juist dat steun voor de democratie in veel landen best hoog is, waarbij het vertrouwen in de regering vaak wel lager is. De meerderheid van de burgers in Europa is wel degelijk van mening dat onze democratie een goed systeem is, dus ja, mensen willen nog steeds democratie. Maar er is een kleine groep mensen die daar anders over denkt en die meer openstaat voor autoritaire varianten. Precies die groep krijgt overmatig veel aandacht. De polarisatie in Nederland toont zich vooral in de media en de elite. In de brede bevolking is veel minder sprake van verdeeldheid.

“Maar er is wel iets gaande. Je ziet dat groepen ontevredenen elkaar beginnen te vinden, dat er overlap ontstaat tussen bijvoorbeeld de klimaatsceptici en degenen die diversiteit als bedreiging zien. En we weten ook dat wanneer argumenten voor rechtsongelijkheid salonfähig worden in de politiek, dat een signaal kan zijn voor burgers om zoiets als een legitieme stellingname over te nemen.

“Tegelijkertijd zie je ook corrigerend vermogen. Zo stelden critici na het debat in de Tweede Kamer waarin werd voorgesteld het leger in te zetten tegen relschoppers dat mensen weliswaar niet het recht hebben om vernielingen aan te richten, maar wel het recht om te demonstreren. Zo bekeken zou je ook kunnen zeggen dat onze democratie nog best aardig werkt. Een deel van de burgers die autoritaire en populistische leiders steunen, doet dat vanuit de overtuiging dat ze niet gehoord en gezien worden. Ze willen de democratie dus juist verbeteren. Die ontevredenen hebben vooral een ander model van democratie voor ogen. En het is maar de vraag of een eventuele invoering van het correctief referendum daar iets aan zal veranderen. De hoofdmoot is toch nog steeds een representatieve democratie, waarbij je eens in de vier jaar je zegje mag doen.

“Wat wel werkt, is democratische vernieuwing op lokaal niveau. Daar zijn enorme stappen in gemaakt, zoals burgerfora waar mensen samenkomen, meepraten en meedenken. In Amsterdam heb je nu de burgerbegroting, waarbij een pot met geld wordt gereserveerd voor burgers die mogen meebeslissen wat daarmee gedaan moet worden in hun wijk. Dat gaat vaak over concrete dingen, bijvoorbeeld speeltuinen en groen, maar ik vind dat fantastisch. Dat schept een enorme betrokkenheid. Dat is wat op landelijk niveau de laatste jaren ontbroken heeft: betrokkenheid en verbinding. Vroeger waren politieke partijen veel meer aanwezig in de samenleving. Dat directe contact tussen burgers en politici is verminderd.”

Op de vraag of de pandemie een gevaar is voor onze democratie, antwoordt Van Ham: “Als je wereldwijd kijkt, zie je dat sommige autoritaire regeringen zeker misbruik hebben gemaakt van de pandemie. Kijk naar Polen. Daar heeft men alsnog de veel bekritiseerde abortuswet erdoorheen gedrukt, omdat het volk toch in lockdown zat en de protesten dus minder groot zouden zijn. Andere regimes hebben de pandemie misbruikt om hun macht te vergroten. In Hongarije zijn bestaande autocratische ontwikkelingen in een stroomversnelling gekomen tijdens de crisis. Ook zijn we er met zijn allen getuige van geweest hoe een van de oudste democratieën – namelijk die van de VS – dreigde om te vallen. Zodoende zijn we ons gaan realiseren hoe kwetsbaar ons model is en maken we ons zorgen.

De overheid is een soort influencer geworden. Iemand met een van de vele meningen die je ook gewoon kunt negeren

Gijs van Oenen, universitair hoofddocent politieke filosofie

“Dat de regering in het kader van de volksgezondheid autoritaire maatregelen moet nemen zullen de meeste mensen begrijpen, maar tegelijkertijd zijn de zorgen over de langetermijneffecten ook begrijpelijk. We zullen ervoor moeten waken dat al deze maatregelen en bevoegdheden echt tijdelijk zijn en worden opgeheven zodra het mogelijk is. In de zomer mocht de politie bijvoorbeeld groepen mensen controleren met drones. Dat bleek een buitengewoon effectieve techniek, die ook nog weleens gebruikt zou kunnen worden in het post-coronatijdperk om bijvoorbeeld festivalgangers in de gaten te houden. Maar ik wil niet gefilmd worden door de overheid als ik een festival bezoek. Dat soort ondemocratische veranderingen kunnen na de crisis een rol blijven spelen.”

Volgens Van Ham worden de nieuwe scheidslijnen in de samenleving de grootste uitdaging na de pandemie. “De economische ongelijkheid, de diversiteit in de samenleving en de klimaatverandering bijvoorbeeld. Elk van die uitdagingen zorgt voor nieuwe scheidslijnen, waarbij groepen tegenover elkaar komen te staan. Of we het nu hebben over de vertegenwoordigers van vrouwen, van de lhbti-gemeenschap, van andere minderheden – de ontwikkelingen zullen gegarandeerd voor nieuwe scheidslijnen zorgen. Dat kan weer polarisatie tot gevolg hebben en mogelijk de ondermijning van de solidariteit tussen burgers. We hebben nu dankzij alle steunmaatregelen een enorme staatsschuld. Je kunt er dus van op aan dat we straks weer met bezuinigingen te maken gaan krijgen. Bezuinigingen op onderwijs en gezondheidszorg, op de mensen die we nu het hardst nodig hebben. De scheidslijnen zullen dus groter worden en het wordt een behoorlijke uitdaging om die te managen.”  Dit artikel werd gepubliceerd op in HP/Detijd

Waardeer dit artikel

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -