Met duinlandschappen kun je grachten dempen. De duinen zijn immers zo’n beetje de natuurlijke habitat van Hollandse schilders. Dat is van alle streken en alle tijden. Een van de meest bijzondere strandgezichten vind ik het Gezicht op Groet van Thé Lau. Jawel, de grootvader van de zanger. Lau (1889-1958) behoorde tot de zogenaamde Bergense School en vanaf het uitzichtpunt dicht bij zijn boerderij De Woeste Hoeve in Catrijp schilderde hij dit landschap. We kijken vanaf de hoge duinenrij bij Catrijp in noordelijke richting, langs de Heereweg die de duinstrook scheidt van het lage land met boerderijen, in de richting van het dorpje Groet.
Op duinenenmensen.nl vond ik een interessante beschrijving van dit schilderij. De auteurs concluderen dat de lichte gedeeltes van het duin, die het meest naar de zon zijn gekeerd, de zuidhellingen zijn met ijle grassen. De donkerdere partijen, hier bruingroen, zijn percelen met de noordwaarts van Bergen groeiende kraaiheide. Kraaiheide, de naam dankt het plantje aan de bessen die favoriet zijn bij kraaien, kan alle noord- en westhellingen bedekken. Niet zelden komt het voor in combinatie met struikhei. Opvallend afwezig in het schilderij zijn de meer westwaarts gelegen duinbebossingen. Die werden pas laat in de 20ste eeuw voltooid, al zijn enkele open delen aan de binnenduinrand tot op heden onbebost gebleven. Het landschap toont de kenmerkende tinten van het kalkarme duin bij Schoorl, met wit in plaats van blond duinzand in de ondertoon. Met korstmossen tussen buntgras. Met minder helm dan in het kalkrijke zuiden van het duin.
Wie goed kijkt ziet dat de kleuren van het duin zich doorzetten vanaf het duinlandschap in het achterland: de polders bij Groet en Schoorl. Tegenwoordig is dat gebied grasgroen, maar vroeger was het veelkleuriger en vormde het een veel minder scherp contrast met het duingebied. De strakke grens tussen duin en polder-die je overal in Nederland ziet- is een ‘moderne’ ontwikkeling. Niet in de laatste plaats mogelijk gemaakt door de komst van kunstmest. Des te langer je naar Gezicht op Groet kijkt, des te meer besef je dat je ze nooit meer ziet: de landschappen die in elkaar vervloeien. De landschappen die in elkaar overgaan, omdat ze nu eenmaal uit elkaar voorkomen. Lau’s duinen rollen als aanzwellende golven op uit de zee. Ze overstromen het land en transformeren geleidelijk van duinlandschap naar grasland. Van donker naar licht, van bruin naar groen. Zo beschouwt is Gezicht op Groet ook een ijzersterk manifest tegen anderhalve eeuw landschaps-ontwikkeling. Een ontwikkeling die het landschap losrukte uit de oorspronkelijke context. Hier een kavel grasland, daar een kavel bouwland, een weggetje en een duin: wat overblijft is een landschap zonder ziel. Een landschap zonder natuurlijke logica.