‘Waar het spreken ophoudt, begint het zingen. Waar menselijke communicatie tekortschiet neemt zingen het over’. Voor Benjamin Goodson is zingen een essentieel onderdeel van het menszijn. Onlangs werd hij benoemd tot chefdirigent van het Groot Omroepkoor.
Door Oswin Schneeweisz
Ooit, en niet eens zo heel lang geleden, waren chef-dirigenten -op een paar uitzonderingen na- oude grijze mannen. Maar die tijd lijkt voorbij. In korte tijd werden er in ons land bij de belangrijke koren en orkesten enkele nieuwe dirigenten op topposities aangenomen en allemaal hebben ze een ding gemeen: ze zijn jong. De 29-jarige Lahav Shani trad in 2018 aan als chef van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Bij het Radio Filharmonisch Orkest werd de 37-jarige dirigente Karina Cannelakis (jong en vrouw) benoemd. Bij het Nederlands Philharmonisch Orkest trad de 29-jarige Lorenzo Viotti aan en het Groot Omroepkoor haalde recent de 28-jarige Benjamin Goodson als chef in huis.
Magisch
Goodson heeft er wel een verklaring voor. ‘De wereld is veranderd en het muzieklandschap ook’, zegt hij. ‘Er is bijna geen plek meer voor de autocraat oude stijl, voor dirigenten a la Toscanini en Karajan. Een dirigent is tegenwoordig iemand die niet zozeer boven, maar naast het gezelschap staat. Wat natuurlijk niet wil zeggen, dat hij of zij niet de leiding heeft. Een schip heeft nu eenmaal een kapitein nodig. Maar de rol tussen zanger/musicus en dirigent is gelijkwaardiger geworden. Het draait veel meer om samenwerking. Dan doet leeftijd er niet meer zoveel toe. Dan gaat het vooral om talent, communicatie, kennis, creativiteit en verbindende kwaliteiten. Ik denk dat mijn sterke punt is dat ik een grote groep mensen bij elkaar kan brengen. Dat is misschien wel meer een sociaal dan een creatief talent. Al heeft het natuurlijk ook alles te maken met klankvorming. Ik ben graag bezig met wat de Duitsers het Klangkörper noemen. Dat vind ik een prachtige term, omdat het zo mooi duidelijk maakt dat klank een bijna fysiek ding kan zijn. Het is iets waar je aan kunt werken, aan kunt schaven en kneden. Iets dat je steeds mooier kunt maken. Als honderd stemmen samen een klanklichaam vormen is dat iets magisch.’
Hertfordshire
Benjamin Goodson werd geboren in Hertfordshire, een graafschap in het oosten van Engeland. Zijn moeder was makelaar, zijn vader zat in de aannemerij. Dat hij ooit als chef voor een vooraanstaand gezelschap als het Groot Omroepkoor zou staan had hij in zijn stoutste dromen niet kunnen bedenken. ‘Ik ben muziek gaan maken door mijn (Duitse) oma, een talentvol amateurpianiste. Ik heb als pianist jaren lang in bandjes gespeeld: pop en jazz. Ik ben pas vrij laat gaan zingen. Toen ik al op het conservatorium zat en daar al die mooie klassieke muziek ontdekte.’ Goodson studeerde muziek aan het Hertford College in Oxford, waar hij de hoogste prijs van de universiteit ontving. Hij studeerde directie bij Sir Colin Davis, Paul Spicer, Peter Stark en Ulrich Windfuhr. Drie jaar na zijn afstuderen, werd hij benoemd tot artistiek leider van het Somerville College, en werd daarmee de jongste artistiek leider van de Universiteit van Oxford. In de opmaat naar zijn recente benoeming werkte hij als chef-dirigent van Bath Camerata en was vaste koordirigent bij het Dorset Opera Festival. Van 2015 tot 2018 was Goodson bovendien koorleider en assistent-dirigent bij het Rundfunkchor Berlin, waar hij voormalig chef-dirigent van het Groot Omroepkoor Gijs Leenaars ondersteunde. Bij het NDR Chor Hamburg, het MDR Chor Leipzig en het koor van het London Symphony Orchestra studeerde Goodson onder andere koorwerken voor Sir Simon Rattle en de Berliner Philharmoniker, Christian Thielemann, Ivan Fischer, Vladimir Jurowski en anderen in.
Geluk
Goodson: ‘Ik denk dat elke beroepsmusicus het wel herkent: ergens in je bestaan komt er een moment waarop je van amateur professional wordt. Bij mij gebeurde dat ook. Op zekere dag realiseerde ik mij dat dit de weg was die ik moest volgen. Het was geen keuze. Ik was al onderweg. In eerste instantie was ik verbaasd dat mensen mij überhaupt wat geld gaven als ik ergens muziek kwam maken. Ik had het gratis gedaan. Ik had er geld op toegelegd. Toen ik van het conservatorium kwam en mensen mij wilden betalen om met hun koor te repeteren besefte ik dat ik echt in staat zou zijn om van mijn passie mijn beroep te maken. Zo is het allemaal gekomen. Natuurlijk verandert er veel als je van de droom een daad maakt, maar mijn devies is dat je altijd dicht bij je oorspronkelijke gevoel moet blijven. Ik wil zo lang mogelijk, zo dicht mogelijk bij het gevoel blijven waarom ik ooit ben gaan zingen en waarom ik ooit ben gaan dirigeren. Omdat ik er met elke vezel in mijn lijf van genoot. Omdat het mij gelukkig maakte.’
Amateurkunst
De vraag dringt zich dan op wat eigenlijk het verschil is tussen een amateur en een professional? Is er eigenlijk wel zo’n groot verschil of zegt dat meer over de beeldvorming in onze Westerse samenleving? Goodson: ‘Het grootste verschil is dat wij als professionals altijd een consistent hoog niveau moeten garanderen. We leggen de lat dus een stuk hoger en daarbij hoort dat je veel meer uren investeert in het opdoen van kennis en kunde. Maar ook amateurs kunnen een hoog niveau bereiken. Ik heb met veel amateur- en semiprofessionele koren overal ter wereld gewerkt en daar zaten steengoede zangers bij: amateurzangers die op het grote podium zo kunnen concurreren met professionals. Misschien is dat de Engelsman in mij. In Engeland stond de amateursector altijd op hoog niveau. Een componist als Benjamin Britten componeerde met veel toewijding voor amateurmusici en zangers, zonder dat hij daarbij concessies deed aan de kwaliteit. Van oudsher zijn de verschillende circuits in Engeland gemêleerd. Dat komt onder meer door de grote traditie aan kathedrale koorscholen, waarvan sommigen een zeer hoog niveau hebben bereikt en waardoor ook weer veel talent komt boven drijven. Daarmee wil ik zeggen dat een gezonde basis een noodzakelijke voorwaarde is voor de ontwikkeling van een professioneel circuit. Daarom vind ik het zo belangrijk om ook betrokken te zijn bij community-projecten of het jaarlijkse Groot Meezingconcert van het Groot Omroepkoor. Het is een goede manier om de afstand naar je publiek te verkleinen en stimuleert tegelijkertijd een gezonde basis voor de amateurkunst. Het hoort ook bij een beroepskoor dat wordt gesubsidieerd door de overheid. Dat is een bijzondere situatie die ik vanuit Engeland niet ken. Het is iets om trots op te zijn en te koesteren.’
Zingen
Nu zijn dirigenten-carrière zo’n hoge vlucht heeft genomen, zingt hij zelf nauwelijks meer. Goodson: ‘Dat is het offer dat ik moet brengen. Je kunt niet alles op topniveau doen en dus zing ik zelf niet meer, maar ik mis het wel. Wat ik mis is de directe verbinding die je als zanger ervaart met de klank. Als dirigent moet je juist afstand tot de klank bewaren. Je blijft als het ware meer aan de buitenkant van de klank. Zingen is de meest rauwe en directe muzikale expressievorm die er bestaat. Als je samen zingt, en één adem, wordt gebeurt er iets onbeschrijfelijks. Je wordt als het ware een organisme. Het is bijna niet uit te leggen aan mensen die die ervaring niet hebben, maar de onderlinge verbondenheid die je als zanger tijdens een uitvoering met elkaar kunt voelen is iets unieks.’
Bagage
Al zingt hij dan niet meer, er schuilt nog steeds een zanger in hem. Hij denkt en voelt als een zanger en dat beschouwt hij als essentiële bagage voor zijn werk als koordirigent. Goodson: ‘Het maakt dat je beter begrijpt wat zangers doen, wat mogelijk is met een stem en wat onmogelijk is. Werken met zangers is sowieso elke keer weer een bijzondere ervaring. Het is intiemer dan werken met instrumentalisten. Dat komt omdat bij een zanger zijn lijf het instrument is. Als orkestdirigent is het heel ongebruikelijk om even de viool van de violist te pakken en iets voor te spelen, als koordirigent doe je eigenlijk niet anders. Je bent niet alleen met de stem, maar ook altijd met de persoon bezig. Dat geeft een andere dynamiek en vraagt om veel wederzijds vertrouwen. Wat een koorrepetitie ook anders maakt dan een orkestrepetitie is het gebrek aan hiërarchie. Een orkest is een veel hiërarchischer apparaat met een concertmeester en eerste solisten en noem maar op. Dat heb je allemaal niet in een koor. Een koor is gelijkwaardiger en dat maakt de dynamiek tijdens een koorrepetitie persoonlijker.’
Debuut
Benjamin Goodson maakte begin juli 2018 een zeer succesvol debuut met het Groot Omroepkoor toen hij het gezelschap voorbereidde op het Requiem van Mozart in het Concertgebouw. Na zijn terugkeer voor de opera A village Romeo and Juliet van Frederick Delius in de NTR ZaterdagMatinee in december 2018, klonk bij veel koorleden de wens om hem hun nieuwe chef-dirigent te laten worden. Het was kortom een soort liefde op het eerste gezicht. Goodson: ‘Van zo’n debuut droom je als jong dirigent. Alles klopte en tijdens de eerste tien minuten van de repetities bleek al dat de samenwerking meteen goed zat. Ik trof een zeer bereidwillig koor aan: een open groep mensen waar ik mij meteen bij thuis voelde. Ik was geraakt door de bereidwilligheid om hard te werken en de omgang met elkaar. Ik was onder de indruk van de krachtige koorklank en flexibiliteit van de zangers. Iets van die openheid hoor je terug in de koorklank. Het Groot Omroepkoor heeft een levendige, dynamische en vooral menselijke klank.
Ik zie ernaar uit om samen te werken, om nieuw repertoire te ontdekken en nieuwe manieren te verkennen waarmee we het koor met het publiek kunnen verbinden. Ik geloof in nieuwe presentatievormen. Dat is een ontwikkeling die op dit moment overal in de koorwereld zichtbaar is en terecht, want een nieuwe presentatievorm kan veel toevoegen. Het heeft, naast de traditionele wijze van optreden, onmiskenbaar bestaansrecht.’ In zijn periode bij het Rundfunk Chor Berlin was Goodson als assistent betrokken bij een productie als Human Requiem: een nu al legendarische uitvoering van Ein Deutsches Requiem waarbij de zangers zich tussen het publiek bewogen. Goodson: ‘Daar zag je hoe het publiek de muziek meteen heel anders ging ervaren en veel directer betrokken was bij de uitvoering. Wat een verschil met de traditionele concertvorm met een koor op het podium en het publiek in het plüche!’
Inburgering
De Achttiende eeuw is zijn muzikale habitat. Haydn, Handel, Bach: dat is het repertoire waarin Goodson zich thuis voelt. Goodson: ‘In die Achttiende eeuwse muziek zit zo’n ongelofelijke energie. Die sleept je telkens weer mee. Dat repertoire ligt mij na aan het hart, al kan ik ook genieten van de meesterwerken uit de romantiek en laatromantiek en hedendaagse muziek. De moderne muziek is een van de speerpunten van mijn werk bij het Groot Omroepkoor en daar ben ik mij dan ook al flink op aan het voorbereiden. Ik ontdek een voor mij geheel onbekend repertoire: de hedendaagse Nederlandse muziek van onder andere Robert Heppener, Andriessen en de Klerk. Ook zijn we momenteel bezig om de Zesde en laatste symfonie van Hans Cox op te nemen. Een componist die recentelijk overleed en waar ik nog nooit van gehoord had. Zijn muziek is voor mij echt een openbaring. Het betreft een prachtige afgewogen mengeling van avant garde en traditie.’ De muzikale inburgering van deze jonge Britse dirigent is kortom al flink op stoom gekomen. Rest nog een vraag? Wat vindt Goodson eigenlijk van de politieke gebeurtenissen in zijn vaderland? Goodson: ‘Ik kijk met afschuw naar de ontwikkelingen rond de Brexit. Ik snap niet hoe jezelf als land zo kunt isoleren van de rest. Je kunt de geschiedenis niet terugdraaien. De wereld is veranderd. We moeten het in deze roerige tijden juist hebben van een goede samenwerking tussen mensen en tussen landen. Engeland heeft ongelofelijk veel muzikaal talent in huis. Talent dat overal ter wereld concerten geeft. Dat wordt straks allemaal moeilijker. Ik hoop dat de Brexit geen realiteit wordt, maar ik vrees het ergste.’
Waardeer dit artikel
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.