ArtikelenBlogTekst

Terug naar Lely

 

 

Een goede leefomgeving bestaat bij de gratie van samenhang, maar die is in steeds meer landschappen ver te zoeken. Architect Adriaan Geuze keert zich tegen de vernietiging van het Hollandse landschap.

 

Door Oswin Schneeweisz

 

Elke Nederlander met een beetje historische of kunstzinnige interesse kent de schilderijen van Willem Maris of Jakob van Rusydael of de ‘reigers boven blinkende meren’ uit de poëzie van Hendrik Marsman. Dat landschap staat als het ware in ons DNA geprint. Wij Nederlanders koesteren dat beeld. Sterker nog; het vormt een deel van onze identiteit.  ‘Des te onbegrijpelijker dat dat landschap in sneltreinvaart verandert en er steeds minder natuur- en cultuurlandschap overblijft. Hoe komt het dat de Nederlanders zo van hun landschap houden en het tegelijkertijd verontachtzamen? Het is een grote paradox’, zegt Adriaan Geuze.

Geuze is landschapsarchitect, oprichter van het gerenommeerde ontwerpbureau West 8 en buitengewoon hoogleraar aan Wageningen University & Research. ‘Nergens in Europa verandert het landschap zo snel als in Nederland’, zegt hij. ‘In Engeland, Duitsland en Zwitserland is het landschap juist een vast gegeven. In Zwitserland mag zestig procent van het land niet bebouwd worden. Niets mag de rijkdom van het alpenlandschap verstoren. In Nederland verandert het landschap zo snel en grootschalig dat je op vele plekken, zelfs binnen een generatie, het landschap niet meer terug herkent. Ik ben bijvoorbeeld geboren en getogen in Dordrecht, maar tussen Dordrecht en Leiden herken ik het landschap van mijn jeugd niet meer. En dat proces is op veel plaatsen in Nederland aan de gang. Mensen raken ontworteld. De regio, het cultuurlandschap geeft je identiteit: ‘Je komt uit de Alblasserwaard of uit Salland’. Onder onze ogen wordt dat landschap uitgeveegd en verrijzen er woonwijken, industrieterreinen, opslagloodsen etcetera.’

‘Mensen hebben behoefte aan een goed leefklimaat met natuur en seizoenen. Nederlanders willen naar buiten. Mensen hechten zich ook aan een plek. Als dat ontbreekt ervaren we stress. Het landschap blijkt essentieel voor een hoogwaardige economie. Een goed vestigingsklimaat voor bedrijven wordt steeds sterker bepaald door goede woon- en leefomstandigheden voor werknemers, met schone lucht, parken en toegankelijke landschappen. Het lokale engagement is daarbij ook belangrijk. In ons land wordt landschaps- en natuurontwikkeling gedomineerd door drie grote partijen. Om de variëteit van ons cultuurlandschap te behouden is het juist goed om meer initiatiefnemers te hebben. Daar ligt een belangrijke taak voor particuliere grondeigenaren. Hun bijdrage ligt in het feit dat ze, op basis van hun vaak eeuwenlange verbondenheid met de grond, andere keuzes maken dan de grote TBO’s. Ze proberen een geschiedenis in stand te houden. Als je de diversiteit van het Nederlandse landschap wil behouden heb je meer dan drie smaken nodig.’

 

Procedure

Wanneer je met Google Earth of GIS-kaarten naar Nederland kijkt zie je dat economische belangen vaak zijn losgekoppeld van sociale belangen. En er komen nog meer bedreigingen aan: zonneparken, windmolens en nieuwe uitbreidingswijken. In de ‘accountancy’ van het ruimtelijk beleid moet elke provincie moet 1/13de deel van de duurzame energieopbrengst voor zijn rekening nemen en de exploitanten van zonnepanelen hebben zich al massaal rond de subsidiepot verenigd. Geuze: ‘Nu al zie je dat er plotseling ergens een zonnepark verschijnt en dat iedereen zich afvraagt hoe dat glasveld daar komt. Wie is daarvoor verantwoordelijk? Uiteindelijk niemand. Het blijkt vaak het resultaat van een proces. Zo gaat dat al decennia. Na de grote wederopbouw projecten werd aan het eind van de jaren zestig onze planningstraditie veranderd. Men had het voortaan over Ruimtelijke Ordening die werd gebaseerd op procedures. Deze groeide uit tot een een heuse sector met nota’s en wetten. Het leveren van resultaat was niet langer het doel. Pragmatiek en efficiency werden uitgebannen. De voorbeelden zijn legio. Er moest een Betuwelijn komen en omdat er nu eenmaal een wet is voor geluidsnormen, kwam er ook een geluidswal dwars door Nederland heen: van Papendrecht tot Arnhem. Een monsterlijk ding dat er alleen staat omdat dit soort bouwopgaves louter als proces worden gezien. Het is steeds hetzelfde liedje. Utrecht krijgt het woningaanbod niet voor elkaar, wat er toe leidt dat Vianen in het rivierengebied uitbreidt. Maar er is daar niet eens een treinstation, dus de mensen verstoppen de A2 en de A27, die hun stadsstraat is geworden. De rest van Nederland staat in hun file. Het gaat ook ten koste van een rijk cultuurlandschap: het stroomruggenlandschap van de Betuwe. Wie bedenkt zoiets? Niemand. Het is het resultaat van gebrek aan effectieve planning en de optelsom van een procedures.’

 

Exploitatie

Geuze: ‘Ik zoek al lang naar een verklaring voor het gemak waarmee ons cultuurlandschap verdwijnt. In de ons omringende landen is het landschap een belangrijke waarde. Misschien zijn wij anders, hebben wij een andere perceptie. Nederlanders worden gezien als landmakers. Vanaf het jaar 1000 begonnen we met het ontwateren van moerassen. Daar moesten we dijken omheen bouwen door bodemdaling en zo ontstonden polders. We lieten land aanslibben, aanwassen buitendijks. Het vechten tegen het water werd een attitude. We ontwikkelden steeds nieuwe technieken, met sluizen en molens. En ten slotte bedachten we iets wat nergens anders ter wereld voorstelbaar zou zijn: de droogmakerijen, het leegpompen van de zee. Dit werd onze nationale identiteit: het maken van dat hoogproductief land. Vanaf het begin zijn we het landschap ook als object gaan beschouwen, als iets dat we kunnen exploiteren zonder er zelf deel van uit te maken. In onze hersens is ons landschap ontzield, manipuleerbaar, het moet renderen.

 

Landmakers

Geuze: ‘We moeten terug naar de tijd van Lely en Berlage. Hun generatie had geleerd van de 19e eeuwse werken, van de mislukkingen op het spoor, de sociale ontwrichting in de veenkoloniën en de Haarlemmermeer, en de erbarmelijke leefomstandigheden in de steden. Voor infrastructuur- en stadsontwerpers kwam men tot betere technieken en organisatie. Mijnen, verdedigingswerken, waterlinies, de grote stadswerken, werden in die tijd niet langer volgens één blauwdruk gerealiseerd, maar stap voor stap. Deze werken werden aangestuurd vanuit de rijksoverheid. Men dacht na over democratische legitimatie en implementatie. Aansturende diensten werden regionaal georganiseerd. Sober en pragmatisch werden kernwaarden. Die traditie hebben we verlaten voor de procedureplanning. Beleidsmakers hameren op juridische kaders, decentralisatie, marktwerking. We zijn het recept kwijt!’

‘Kijk naar de Zuiderzeewerken, de Ruilverkaveling, de Deltawerken: het zijn allemaal grootschalige projecten die tot stand konden komen omdat er een centrale planningsinstantie was die voor een groot deel bestond uit mensen met vakkennis en ervaring. Er werd centraal geëvalueerd en regionaal geïmplementeerd. Zo was men in staat om zich steeds weer aan te passen aan veranderende omstandigheden. Een investering moest zichzelf terugverdienen en men maakte van de nood een deugd. Dat was het devies. Van onze rijke planningstraditie ziet men nog iets terug in projecten als Ruimte voor de Rivier. Daar zie je dan ook goede resultaten met creatieve oplossingen. Zo is er bij Nijmegen een compleet nieuw landschap ontstaan met een rijke biodiversiteit en mag een boer in de Noordwaard gewoon blijven boeren..op een nieuwe terp.’

 

Samenhang

Met zijn studenten aan de Universiteit van Wageningen onderzoekt Geuze de Nederlandse cultuurlandschappen. Eerst worden de landschappen geanalyseerd en vervolgens wordt gekeken hoe noodzakelijke interventies gedaan kunnen worden binnen de context van de bestaande traditie en streekgeschiedenis. Geuze: ‘Dan komen studenten tot verrassende ontdekkingen. Zo ontdekten wij dat er bijna geen terpen overeind staat in het zo befaamde Fries-Groningse terpen- en wierenlandschap. Ze zagen dat de landbouw in dat gebied zo weinig mankracht behoeft dat de hele regio een krimpregio werd en ze zagen met eigen ogen dat mest vanuit Brabant naar Groningen wordt gereden en daar tot op een centimeter van de slootrand geinjecteerd. De slootranden zijn dood en het water is vervuild.’

Elk jaar neemt Geuze één landschap onder de loep met zo’n veertig studenten uit binnen- en buitenland. Geuze: ‘We onderzochten bijvoorbeeld hoe je van drie kleine nationale parken in Drenthe en Overijssel één gebied kunt maken, met daarin Giethoorn als trekpleister en Steenwijk en Meppel als boutiquesteden: pittoreske stadjes die zich richten op een chiquer toerisme. We hielden ons bezig met het Nationaal Park Van Gogh in Brabant, waar je veel prachtige beekdalen, bosranden en heide vindt. Dit Nationale Park overlapt met de Eindhovense Brainport. Dat is een uniek gegeven met vele mogelijkheden. De studenten maken eerst een diepgaande analyse van de bodem, hydrologie, ecologie, ontstaansgeschiedenis, tradities. Daarna gaan ze ontwerpend onderzoek doen. Bijvoorbeeld voor een nieuwe hightechcampus of voor een boomkwekerij die tegelijkertijd benut kan worden als park. Ook infrastructuur wordt bekeken. We onderzoeken hoe je die band kunt herstellen. De A2 loopt nu midden door het gebied, met bedrijvenparken erlangs, waardoor dorpen en steden zijn afgesneden van het Dommeldal. Wij gaan onderzoeken of je die band weer kunt herstellen. Een goede leefomgeving bestaat immers bij de gratie van samenhang en identiteit.’

Waardeer dit artikel

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -